Skip to Content Skip to Search Go to Top Navigation Go to Side Menu


A choice is always a limitation.


Wednesday, October 31, 2012

 

 

Guy Rombouts

 

Guy Rombouts (Geel, 1949) is een Belgisch beeldend kunstenaar.

Hij is opgeleid als drukker en heeft in de drukkerij van zijn familie en voor het Nieuwsblad van Geel gewerkt, tot hij in 1975 voor het kunstenaarschap koos. Sinds de jaren ‘70 werkte hij aan alternatieve communicatiesystemen. Zijn fascinatie met taal en letters leidde in 1983 tot het Drieletterwoordenboek.
Sinds 1986 werkte hij samen met Monica Droste (1958-1998), met wie hij ook trouwde. Samen met haar ontwikkelde hij het Azart-alfabet, met letters die een vorm in een lijn, een kleur en een geluid combineren. Op basis hiervan maakten zij een aantal, meest drie-dimensionale, kunstwerken. Het eerste werk waarmee zij bekendheid kregen buiten de kunstwereld, was het ontwerpen van de Letterbruggen (1994) op het Java-eiland te Amsterdam.
Ook na de dood van zijn echtgenote maakte hij werken, waarin het Azart-alfabet wordt gebruikt, zoals de Lettertuin (hersteld in 2006), bestaande uit betonnen “letters” in Burcht (Zwijndrecht) bij de Schelde.
Er bevinden zich enkele werken van Rombouts in het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA).

 

 

Azart alfabet

“Monica vond de naam Rombouts niet universeel genoeg. In een oude Franse tekst was ik het woord Azart tegengekomen. Dat woord kan verwijzen naar het alfabet en – via het Franse hasard – naar de arbitraire relatie van taal en werkelijkheid. Daar konden we beiden mee leven.” 

— Guy Rombouts

azart alfabet

 

A choice is always a limitation.

 

 

 

Gesprek met Guy Rombouts. Koen Brams & Dirk Pültau
Koen Brams/Dirk Pültau: Jouw familie was werkzaam in een drukkerij. Wat werd er zoal gedrukt?
Guy Rombouts: Het was de plaatselijke drukkerij van Geel. We deden het typische familiedrukwerk en we gaven Het Nieuwsblad van Geel uit, een wekelijkse krant die verscheen op zo’n 5000 exemplaren. Dat blad bestaat ondertussen al 153 jaar – weliswaar met een onderbreking tijdens de Duitse bezetting. Mijn overgrootvader is als meestergast begonnen bij de stichter van Het Nieuwsblad. Daarna werd de zaak geleid door mijn grootvader en mijn vader. Mijn moeder werkte er ook, en daarnaast nog vier à vijf mensen, drukkers en zetters. Toen ik zo’n dertig jaar was, is het blad overgenomen.
K.B./D.P.: Heb jij de drukkerij ooit geleid?
G.R.: Nee, dat was niets voor mij. Maar ik heb er wel tot mijn dertigste gewerkt.
K.B./D.P.: Wat deed je?
G.R.: Ik hielp bij het drukwerk en bij de redactie van Het Nieuwsblad. Ik zocht teksten en auteurs.
K.B./D.P.: Jij was opgeleid om in een drukkerij te werken?
G.R.: Ik heb technisch onderwijs gevolgd op het HIGRO, het Hoger Instituut voor Grafisch Onderwijs in Gent, waar ik op internaat zat. Ik beschik dus over het vereiste diploma. Maar nadien werd het Sint-Lucas. Ik was geïnteresseerd in kunst.
K.B./D.P.: Waar kwam die interesse vandaan?
G.R.: Die is er altijd geweest. Ik denk dat je daarmee geboren wordt. Ik las al Sesam kunstgeschiedenis toen ik twaalf jaar was.
K.B./D.P.: Welke richting heb je op Sint-Lucas gekozen? Schilderkunst of beeldhouwkunst?
G.R.: Geen van beiden! Ik deed grafiek. Geen toegepaste grafiek, wat toen publiciteit heette, maar vrije grafiek. Leo Copers had een atelier in de Roskamstraat in Gent. Het huis werd gehuurd door Staf Renier, ook een interessante kunstenaar, maar hij is inmiddels gestopt.
K.B./D.P.: Gek dat jij zo’n band had met Leo Copers… Wat hadden jullie gemeen?
G.R.: De verwondering over het gewone; het feit dat wij het normale niet normaal vinden. Dat hadden wij zeker gemeen, maar ik heb dat volledig op taal toegespitst. Ik verwonder mij erover dat een cirkeltje plots een letter ‘o’ wordt en dat iedereen dat normaal schijnt te vinden.
K.B./D.P.: Hoe uitte die verwondering zich dan tijdens jouw academietijd? Wat voor kunst maakte jij toen?
G.R.: Daar herinner ik mij niets meer van.
K.B./D.P.: Echt niet? Wat heb je gemaakt als eindwerk?
G.R.: Ik heb geen eindwerk gemaakt. Ik ben zonder diploma vertrokken. Ik had allicht genoeg opgesnoven van de atmosfeer op de kunstacademie, en mijn vader wilde het kalmer aan doen in de drukkerij. Ik werd zo’n beetje naar
huis geroepen.
K.B./D.P.: Maar herinner jij je nog de sfeer in het milieu rond Sint-Lucas? Wat hield jullie bezig midden jaren ’70?
G.R.: Eigenlijk vooral muziek. Veel blues en jazz. Roland, de Gentse blueszanger, trad bijna wekelijks op. In de popmuziek was Frank Zappa heel populair en in de beeldende kunst stond vooral de pop art in de belangstelling. Het anarchisme hield ons ook bezig. Ik kwam ook wel in de Plus-Kern van Jenny Van Driessche en Yves De Smet. En ik ging regelmatig naar de film in Studio Skoop.
K.B./D.P.: Zijn er jou leraars bijgebleven op Sint-Lucas?
G.R.: Verschillende, maar de enige met wie ik nog contact heb is Bert Demyttenaere. Hij is na Sint-Lucas aan de Universiteit van Amsterdam mediëvist geworden. Demyttenaere was ook een dichter en een goede vriend van Marcel Van Maele.
K.B./D.P.: Na je studies ging je naar de drukkerij. Was jij daar ook als kunstenaar actief?
G.R.: Een beetje. Ik experimenteerde met letters. Ik bewonderde Hendrik Nicolaas Werkman en Saul Steinberg omdat zij met letters speelden. Zij deden iets met letters, los van hun communicatieve functie. Rond mijn dertigste, toen ik naar Antwerpen kwam, raakte ik ook geïnteresseerd in concrete poëzie.
K.B./D.P.: Dan kende je Paul De Vree en zijn tijdschrift De Tafelronde?
G.R.: Ik kende De Vree en De Tafelronde van naam. Ik herinner mij ook de eerste nummers van Randstad, en het tijdschrift Labris, een undergroundtijdschrift dat vooral concrete poëzie en beatpoëzie bracht, maar ook plastische kunst; Marcel Broodthaers heeft erin gepubliceerd. Dan zijn er nog het tijdschrift Barbarber en het weekblad De Groene Amsterdammer, waar ik ook veel aan had. Niet dat ik die mensen persoonlijk kende. Wie ik wel kende, waren Frans Denissen en Leon Van Essche. Van Essche was ook met taal en met alfabetten bezig.
K.B./D.P.: Je zei zonet dat je in de drukkerij van je ouders met letters experimenteerde. Wat hield dat precies in?
G.R.: Ik werp niet graag dingen weg, en dus gebruikte ik tijdens het kuisen van de machine de laatste inktresten om afdrukken te maken. Maar het enige wat ik mij daarvan herinner, is een immense stapel papier zonder hoogte- of laagtepunt. Het is moeilijk om een voorbeeld te geven.
K.B./D.P.: Je speelde met toeval?
G.R.: Onder andere. Maar die bladen waren niet louter abstract; ik was ook bezig met schriftuur.
K.B./D.P.: Heb je nooit overwogen om een deel daarvan in te kaderen of te bundelen?
G.R.: Dat is er nog niet van gekomen. Dat heeft met mijn inertie te maken. Ik hoop dat mijn kot niet afbrandt.
Drieletterwoorden (1979-1983)
K.B./D.P.: In 1977 heb je het boek Geschreven en
gedrukt gemaakt.
G.R.: Dat was een stapel briefpapier waarvan elk vel op een andere manier beschreven was: met bloed, doorheen carbonpapier, met de duim, met de elleboog, met behulp van fotokopies, zonder handen, met een inktrol… met de knieholte en het linkerneusgat… Met het potlood in mijn oor, met de pinknagel als een pen… Ik werkte ook op een blaadje papier in de regen. Dat hele pak was opgevat als een alfabetische lijst; ik maakte er telkens nieuwe selecties uit.
K.B./D.P.: Dat is het eerste werk dat getuigt van jouw fascinatie voor het alfabet!
G.R.: Eigenlijk wel. Ik zocht naar de meest arbitraire ordening. De alfabetische volgorde is een garantie voor neutraliteit,
ze kent geen hiërarchie. Maar veel van wat ik toen deed, bestaat uit notities en aantekeningen op losse vellen.
Ik noteerde bijvoorbeeld de idee: “een lijst maken van alle drieletterwoorden”.
K.B./D.P.: Jouw drieletterwoorden-project is dus ontstaan nadat je die notitie had gemaakt?
G.R.: Ja, en toen heb ik het volledige Van Dalewoordenboek van de Nederlandse Taal op drieletterwoorden doorzocht. Ik heb ook stapels boeken doorploegd, en dan noteerde ik alle uitdrukkingen die ik niet begreep, of alle spreekwoorden, of alle uitdrukkingen met ‘en’ in het midden: ‘hoog en laag’ of ‘nabij en ver’. Soms haalde ik ze ook uit gesprekken – ‘Bernd en ik’ bijvoorbeeld. Daar schreef ik een heel boek mee vol. Ik vulde eerst de rechterpagina, draaide het boek om, en begon weer met de rechterpagina. Stel je voor dat twee mensen tegenover elkaar aan een tafel zitten; ze slaan het boek open en beginnen op een willekeurige plaats te lezen…
K.B./D.P.: Dacht je echt aan een performance? Of wilde je gewoon dat boekje maken?
G.R.: Ik had een performance in mijn hoofd, maar dat is er nooit van gekomen. Tussen 1970 en 1975 heb ik drie of vier van die boekjes gemaakt. Ik heb toen ook een heel boek volgeschreven met oei, wat ook een drieletterwoord is. Maar dat is allemaal nooit tentoongesteld.

 

De rest van het interview kunt u hier lezen.

 

zeno x F of things of 18 Bfr

 


 

javaeiland bridge azart alphabet Rombouts & Droste

 


 

rombouts objects

 


 

azart alphabet explanation















Click here to view the word AZART in 3d.

 

Taaltheorie
K.B./D.P.: Het Azart houdt ook een soort taaltheorie in.
G.R.: Dat klopt.
K.B./D.P.: Nu lopen de interpretaties van die taaltheorie nogal uiteen. De ene criticus zegt dat jullie de conventionaliteit van de taal bevestigen, de andere betoogt dat jullie de taal speelser of onconventioneler maken. Voor de ene wijst het Azart op de onuitspreekbaarheid en de onbereikbaarheid van de werkelijkheid, voor de andere geldt dat taal en werkelijkheid terug één worden. Hoe sta jij daartegenover?
G.R.: Ik zie taal als een geschenk. Mijn werk zegt dat taal niet vanzelfsprekend is, dat je niet geboren wordt met taal. De taal is menselijk – maar dat menselijke is er niet zomaar. Het is een cadeau dat je moet krijgen van anderen.
K.B./D.P.: En kun je dan zeggen dat het Azart die andersheid toont? Bij het Azart blijf je immers op de vreemdheid van de code botsen. Jij toont dus het gecodeerde van het taalsysteem.
G.R.: Dat zou kunnen kloppen. Bij gewone taal zie je de betekenis gans voor ogen; bij het Azart is dat nooit zo. Zelfs voor mij is het Azart nog vreemd. Ik moet ook nog altijd spellen. Dat komt waarschijnlijk omdat er te weinig literatuur is.
K.B./D.P.: Het Azart omvat niet 26, maar 27 tekens. Het 27ste teken van het alfabet is de zogenaamde alfa.
G.R.: De alfa is een praktisch teken. Sommige woorden of tekens – bijvoorbeeld de x-as en de y-as – kunnen niet op elkaar aansluiten. In dat geval dient de alfa als bindteken. Ik gebruik de alfa ook om de spaties tussen woorden te markeren.
K.B./D.P.: Je zou dat 27ste teken ook filosofisch kunnen opvatten: het is de voorwaarde én de sluitsteen van het systeem. Het systeem verschijnt in een supplementair teken dat dit systeem mogelijk maakt en alles samenhoudt. De alfa is dus een metafysisch teken.
G.R.: Ja. En 27 bestaat uit twee en zeven. Twee plus zeven is negen, en de kleinste eenheid waarin 27 verdeeld kan worden is drie.
K.B./D.P.: Zou men jullie werk kunnen lezen als een kritiek op de instrumentalisering van de taal?
G.R.: Ik vind van wel. Het utiliteitsdenken is diep in de taal doorgedrongen – ik zou willen dat taal meer dient om iets te benaderen; niet om eraan te raken, maar om eromheen te cirkelen.
K.B./D.P.: Het cirkelvormige gebruik van het Azart toont dat de taal een binnen heeft, en dus ook altijd iets buitensluit.
G.R.: Ja, de taal is ook een muur. Iemand die spreekt, richt een woord op, hij kent de binnenkant ervan, maar andere mensen worden geconfronteerd met de buitenkant. Er blijft dus altijd een breuk. Het is verschrikkelijk! Ik denk dat talloze misverstanden en oorlogen daaruit voortkomen. Twee mensen spreken over een probleem en denken dat ze communiceren, dat ze over hetzelfde spreken. Op het einde gaan ze naar huis, in de veronderstelling dat alles uitgepraat en opgelost is. Maar het is dikwijls erger geworden. De lineaire manier van drukken, spreken en denken wordt nog altijd geaccepteerd als ‘vanzelfsprekend’. We hebben een niet-lineaire manier van denken over de structuur van de wereld nodig.
K.B./D.P.: Enerzijds toont het Azart de vreemdheid van de code, anderzijds heb je met het Azart ook werken gemaakt waarin object en taal lijken samen te vallen. Je hebt bijvoorbeeld een roeispaan gemaakt in de vorm van het woord row. In je concepttekst uit 1983 schrijf je bovendien: “Met deze tong der hand krijgen de sukkelaars die niet over een ding schrijven, doch die het ding-zelf willen schrijven het een stuk eenvoudiger.” Jij toont dus een muur… maar je wil die muur ook slopen en de taal met het ding verzoenen.
G.R.: Voor mij is het dubbel. Voor mij is het de ene dag zus en de andere dag zo. Het ligt niet vast. Ik heb trouwens ook een lepel gemaakt in de vorm van het woord lepel. Je kunt dat lezen én je kunt ermee eten.
K.B./D.P.: Maar als je vertrekt van een andere taal, bijvoorbeeld van het Engelse spoon of het Duitse Löffel, dan krijg je een compleet ander letterbeeld. De verhouding met de werkelijkheid blijft dus arbitrair.
G.R.: Het Azart is nochtans wel vertaald. Voor alle letters zijn er equivalenten in vijf andere talen. Bij Camille von Scholz in Brussel, in 1989, werden de vertalingen van het Azart, met naast het Nederlands ook het Frans, Duits, Engels voor het eerst gepresenteerd – dat was in 1989. Later is er nog het Spaans bijgekomen. In het Nederlands is de b een barensteel, in het Engels wordt de b vertaald als barred.
K.B./D.P.: Die kunstgrepen onderstrepen toch alleen maar de arbitraire relatie van taal en werkelijkheid?
G.R.: Nee, het alfabet is óók ontworpen om te laten zien dat de taal kan samenvallen met de werkelijkheid.
K.B./D.P.: Dat het die illusie kan produceren.
G.R.: Die lepel is toch echt?! Ik heb ooit een boek gemaakt in de vorm van het woord boek. Die vorm heeft het bijkomende voordeel dat je het boek met één hand kunt doorbladeren.
K.B./D.P.: De vorm van het woord is rekbaar. Je kunt het woord of de zin groot of klein maken, je kunt de betekenis van het woord meenemen in de schrijfwijze, maar je kunt het ook niet doen.
G.R.: Je kunt woord en betekenis doen samenvallen. Zonsondergang was een van de eerste woorden die ik schreef in het Azart – ik heb met dat woord een zonsondergang getekend.
K.B./D.P.: Maar je had ook het omgekeerde kunnen doen en géén zonsondergang kunnen tekenen. Daarin berust het plastische – de rekbaarheid – van jouw werk, en daar zit ook de spanning.
G.R.: Ja. Ik denk dat er altijd twee opties zullen blijven.
K.B./D.P.: Is het niet vreemd dat jij geen keuze wil maken?
G.R.: Ik kan alleen antwoorden dat ik die keuze niet wil maken. Een keuze is altijd een beperking.

 

Quotes

Geciteerd van het gesprek met Guy Rombouts.

“Ik verwonder mij erover dat een cirkeltje plots een letter ‘o’ wordt en dat iedereen dat normaal schijnt te vinden.”
“Ik was gefascineerd door de spanning tussen woorden en dingen.”

“Met dat soort elementen schep ik een kader. Dat is zoals een schildersdoek. De drieletterwoorden functioneerden als mijn belangrijkste kader.”

 “Tussen 1970 en 1975 heb ik drie of vier van die boekjes gemaakt. Ik heb toen ook een heel boek volgeschreven met oei, wat ook een drieletterwoord is. Maar dat is allemaal nooit tentoongesteld.”

 “Ik hou ervan dingen bijeen te brengen zonder ze vast te leggen. Dingen vastleggen is vreselijk. Ik probeer lijm te vermijden.”

“Mij interesseert dat typografie met taal te maken heeft; je krijgt het gevoel dat je niet alleen bent, je komt in contact met het verleden, met mensen die al lang dood zijn. Dat vind ik fascinerend.”

“Ik had alfabetische lijstjes aangelegd, lijstjes van voorwerpen, maar dus ook lijstjes van rivieren – waterstromen waren vroeger heel belangrijk voor de verspreiding van informatie. Vanuit die rivieren kwam ik tot een lijstje van lijnstukken: een angulair lijnstuk, een zigzaglijn…”

“In het schrijven, net als in het leven en de liefde komt het op de kunst van het omcirkelen aan. Hier gebeurt dat letterlijk.”

“Esoterie heeft mij altijd geïnteresseerd.”

“Ik speel graag taalspelletjes.”

“Ik ben ook behoorlijk kritisch.”

 “Hij gaat over alle objecten in de materiële wereld. De laatste tijd denk ik zelfs dat alles leeft, dat alles een bewustzijn heeft.”

“Vandaar mijn interesse voor de materie als tegenhanger van de leegte.”

“Ik heb nog aantekeningen gemaakt in die geest. Tijdens mijn lectuur noteerde ik zinnen als De grenzen van onze kennis geven het bestaan van een buiten aan waarin het binnen van het verstand zijn plaats heeft. Of Chaos is het woord dat we bedacht hebben voor een orde die we niet begrijpen.”

“Ik zie dat als een obsessie waar je in kunt kruipen én weer uit kunt stappen. Je kunt er afstand van nemen.”

“Ik zie taal als een geschenk. Mijn werk zegt dat taal niet vanzelfsprekend is, dat je niet geboren wordt met taal. De taal is menselijk – maar dat menselijke is er niet zomaar. Het is een cadeau dat je moet krijgen van anderen.”
“Ja, de taal is ook een muur. Iemand die spreekt, richt een woord op, hij kent de binnenkant ervan, maar andere mensen worden geconfronteerd met de buitenkant. Er blijft dus altijd een breuk. Het is verschrikkelijk! Ik denk dat talloze misverstanden en oorlogen daaruit voortkomen. Twee mensen spreken over een probleem en denken dat ze communiceren, dat ze over hetzelfde spreken. Op het einde gaan ze naar huis, in de veronderstelling dat alles uitgepraat en opgelost is. Maar het is dikwijls erger geworden. De lineaire manier van drukken, spreken en denken wordt nog altijd geaccepteerd als ‘vanzelfsprekend’. We hebben een niet-lineaire manier van denken over de structuur van de wereld nodig.”
“Ja. Ik denk dat er altijd twee opties zullen blijven.”
“Ik kan alleen antwoorden dat ik die keuze niet wil maken. Een keuze is altijd een beperking.”
— Guy Rombouts

 

1001 things of 18

A choice is always a limitation.

Mijn reactie op de quotes van Guy Rombouts.

Guy Rombouts speelt met taal. Maar op een nieuwe manier. Toen ik dit hele interview las en er nog eens door heen scande voelde ik mij zeer aangetrokken tot bepaalde quotes die hij zei. Deze heb ik geciteerd en ik reageer daar op. Hij gaat terug naar de oorsprong en redeneert naar hoe vanzelfsprekend wij allemaal wel niet zijn. Een cirkeltje staat vanzelfsprekend voor de letter ‘O’ en taal is vandaag zeer vanzelfsprekend, maar is dat wel zo? Ik vindt het interessant hoe hij aan onze bestaande taal een nieuwe draai geeft. Ik kan me er heel erg in vinden omdat vandaag iedereen alles maar zo vanzelfsprekend vindt terwijl als we er een paar keer over nadenken dingen een hele andere wending kunnen geven. Zoals bijvoorbeeld het Azart alfabet. Guy Rombouts speelt letterlijk met letters, woorden, zinnen en alles wat met taal te maken heeft, daarbij maakt hij gebruik van objecten, kleuren en vormen om de taal een nieuwe wending te geven maar ook zinnen en woorden met dubbele betekenissen. Hij heeft een goed gevoel voor perfectionisme, nieuw perspectief en humor. Deze dingen zou ik wellicht ook naar mijzelf kunnen refereren. Daarom is dit interview voor mij erg interessant geweest om te lezen. Eigenlijk komt hij met een nieuwe oplossing voor het alfabet. Een nieuw typografisch systeem waarbij hij de letters vervangt door er kleuren, vormen en geluiden in te verwerken. Deze lijnstukken van iedere letter verwerkt hij ook weer aan twee andere lijnstukken van andere letters en creëert zo een nieuw woordvorm. Op zijn website kun je ook de geluiden horen: azart.be/azartstart.html Maar ook als hij verteld dat hij een heel boek heeft vol geschreven met het drieletter woord ‘oei’ doet mij plezier. Ik doe dit ook wel eens met woorden, en het grappige is doordat je dingen herhaalt ga je er steeds met een andere kijk over nadenken en kun je er weer iets mee doen. Wij zien taal als informatie. Letters, woorden, zinnen, teksten en boeken zijn cellen, eenheden, pakketten en bundelingen van een onstuitbare communicatiestroom. We weten dat die stroom een drager en een vorm moet krijgen – woorden staan gedrukt of verschijnen op een scherm, een tekst staat in een boek. Maar, zo denken we, eerst de inhoud, dan de vorm. ‘De vorm van de drager communiceert de inhoud van de boodschap’: het lijkt de logica zelve om zo over vorm en inhoud te denken. Ik vindt het vaak ook interessant om naar dingen te kijken in een andere volgorde, of gewoon het tegenovergestelde doen van je eerste idee. Zoals Guy Rombouts eerst naar de vorm kijkt van de taal en daarna eventueel nog naar de inhoud. Op deze manier kun je dus een nieuwe betekenis geven aan iets wat al honderden jaren bestaat. Hij heeft bijvoorbeeld ook een boek in de vorm van het woord boek gemaakt. Ik kan hier erg om lachen, dingen écht letterlijk nemen en maken. Het voelt ook als een soms moeten we het leven en ons zelf ook niet zo verschrikkelijk serieus nemen. Deze spirit voel ik erg bij Guy Rombouts en probeer ik ook zelf als motto te hebben. Hij houdt ervan dingen bijeen te brengen zonder ze vast te leggen. Dingen vastleggen vindt hij verschrikkelijk, dit kun je terug zien in zijn werk met bijvoorbeeld 26 drieletterwoorden project waarbij hij eerst een strakke, lineaire lijst van 26 drieletterwoorden, die allemaal even lang zijn creëert en daarna het drielettervoorwerp op één lijn in de ruimte neerlegt: aal, bol, col, dia, els, fez, gom, hak, iep, jas, kam, lok, mat, net, oog, pil, rok, sla, tol, urn, vla, wig, yen en zin. Eigenlijk zijn het er maar 24, want voor de q en de x had hij niks gevonden. De ‘zin’ had hij op de vloer geschreven. Hiermee laat hij zijn fascinatie zien voor de spanning tussen woorden en dingen. De strakke lijn van de drieletterwoorden en de random objecten die hij daarbij vindt. Guy Rombouts wilde zichtbaar maken dat de objecten allemaal totaal verschillend zijn. De perfectionisme van de woorden en de chaos van de objecten vindt ik erg interessant. Dat je deze twee contrasten op z’n manier kan verwerken met elkaar dat ze toegevoegde waarde krijgen in de presentatie kan ik erg waarderen. Zelf werk ik ook graag met contrasten. Het is interessant om te zien hoe twee tegen polen toch één kunnen zijn. Hij verteld dat in het schrijven, is het net als in het leven en de liefde het komt op de kunst van het omcirkelen aan. Hier refereert hij naar zijn Azart alfabet. In het leven maken we allemaal keuzes. En ik denk dat we bijna altijd wel de goede keuzes maken. Dat betekent niet dat het altijd positieve keuzes zijn, maar dat doen we nou eenmaal. Daardoor krijgen we nieuwe ervaringen en die maken ons tot wie we zijn. Maar aan de andere kant door keuzes te maken geven we onszelf een beperking. Ik kies nu deze kleur en op dat moment is er dus even niets anders mogelijk. Althans voor even. Bij Guy Rombouts zijn er altijd meerdere opties aanwezig zo creëert hij dat er geen beperkingen zijn voor zijn werk. Zoals bij het Azart alfabet dat op meerdere manieren gelezen kan worden. Ik voel mij hier erg comfortabel bij zodat je zelf de keuze kunt maken om de ene dag alleen te richten op de kleur en de andere dag alleen op de vorm. Taal is een geschenk, je wordt er niet mee geboren. En alles wat je leert is een gift die we samen creëren en is dus niet altijd vanzelfsprekend. Een zeer uitgebreid interview van Guy Rombouts wat tot nieuwe perspectieven leidt en tot deze essay.

Leave a Reply


You must be logged in to post a comment.


Log in
subscribe