Weldoordacht geklad en geklieder is wat er in mijn hoofd knalde toen ik dit boek uit de schappen trok.
Gewicht, omvang als dat van een saai oud wetboek. Maar uiterlijke kenmerken die speelsheid en frisse veranderlijkheid verraadden.
Het is een boek over sieraden, hedendaagse sieraden om precies te zijn. Allemaal ontworpen door (ex) studenten van ‘Munich Academy for Applied Art’[x]. Blad voor blad ontdek ik, dat mijn kennis over sieraden nog armer blijkt te zijn dan ik dacht. Dat, terwijl ik me verbaas over de vele opties en keuzes in materiaalgebruik, vormgeving, grootte.
Wat zijn hedendaagse ofwel autonome sieraden nou eigenlijk?
Is de term ‘Autonome sieraden’ niet wat de Engelsen een oxymoron noemen?
Een stijlfiguur zoals ‘knap lelijk’ of ‘oorverdovende stilte’?
Deze term lijkt in te gaan tegen het idee dat deze sieraden een toegepaste kunstvorm zijn. Dus daarmee, geen autonome. Wat is het verschil tussen een antieke trouwring en een neonkleurige kunststof ring in de vorm van een schedel? Misschien heeft symboliek ermee te maken, misschien het verleden. Voorheen hadden de sieraden behalve een decoratieve misschien wel meer een praktische functie.
Status, afkomst, burgerlijke stand en noem zo maar op.
Voor mij is de kunst van sieraden een toegepaste kunstvorm. Het is kunst dat op het lichaam gedragen word en heeft de functie de drager te onderscheiden van anderen, Of iets toe te voegen bij hem of haar. Iets wat hij of zij niet nodig heeft, maar wat alleen geld in verband met hem of haar.
Maar dan, een kunstwerk dat ‘ toevallig’ gerelateerd is aan het lichaam en alle eigenschappen bevat van een sieraad. Is dat kunstwerk per definitie een sieraad, dus dan ook toegepast?
Nee, vind ik niet.